Authentieke gesprekken stimuleren taal leren bij anderstalige kleuters

Artikel

Foto 1Anderstalige kleuters leren het best Nederlands in gesprekken waaraan ze actief mogen participeren.

‘Waar uitstappen?’
De trein nadert het station en het raden is begonnen.
‘Ja’, antwoord ik, ‘waar denk je?’
‘Hier!’ roept de kleuter. Hij is een jaar of vijf, schat ik, en heeft Afrikaanse roots, vertelt zijn mama.
‘Hier, denk je? En waarom denk je dat?’ vraag ik.
‘Hier steentjes en daar ijzer!’ fonkelen zijn ogen.

Hij had gelijk, die kleuter.
Over het perron.
En over gesprekken voeren met kinderen ook.
Want hij begon.

 

Bovenstaand tafereel maakte ik enkele weken geleden mee, op weg van Leuven naar Antwerpen. Vlak voor mijn neus, terwijl ik op weg was naar een vergadering, vatte een kleuter een van de belangrijkste resultaten van mijn doctoraatsonderzoek in levenden lijve samen: voer authentieke gesprekken met ons. Treingesprekken, keukentafelgesprekken, straatfeestgesprekken, … al dat soort gesprekken, maar dan in de klas.

Anderstalige kleuters leren het best Nederlands in gesprekken waarin ze veel open vragen mogen beantwoorden en veel ruimte krijgen om eigen inbreng te doen, zo blijkt uit mijn doctoraat dat ik aan het Centrum voor Taal en Onderwijs uitvoerde onder begeleiding van professor Koen Jaspaert (KU Leuven) en professor Kris Van den Branden (KU Leuven). En dat is een belangrijk onderzoeksresultaat: het Vlaamse onderwijs kampt nog steeds met een grote sociale ongelijkheid, zo blijkt uit grootschalig onderzoek. Kinderen met een anderstalige achtergrond en/of met ouders uit de lagere klasse hebben steevast minder kans op schoolsucces dan hun Nederlandstalige klasgenoten uit de middenklasse en hoger.

Participeren om te leren

In mijn doctoraat zijn we specifiek gaan kijken naar het soort gesprekken dat leerkrachten met kinderen voeren. We volgden een jaar lang 11 leerkrachten en 109 Turkse kleuters in de derde kleuterklas. We filmden de gesprekken tussen de leerkrachten en de kleuters, en brachten de taalvaardigheidsontwikkeling van de kinderen in kaart. Vervolgens analyseerden we de interactie in de klas en relateerden we die aan de taalvaardigheidsgroei van de kleuters. Wat blijkt? Kinderen die veel open vragen beantwoorden en veel ruimte krijgen om eigen ideeën in te brengen, maken de grootste taalvaardigheidsgroei vergeleken met kinderen die voornamelijk aan typisch schoolse gesprekken deelnemen.

Streamer

Kinderen die aan gesprekken deelnemen waarin ze veel eigen inbreng hebben, zien zichzelf als volwaardig participanten van het klasleven, geeft onderzoeker Laura Black aan. Die kinderen hebben het gevoel dat ze ertoe doen; hun inbreng wordt immers actief gehoord. Kinderen die aan typisch schoolse gesprekken deelnemen voelen zich echter gemarginaliseerd, alsof ze niet echt meetellen in de klas. Dat type interactie vormt desalniettemin een typische interactievorm in het onderwijs: de leerkracht stelt een vraag en de leerling moet het correcte antwoord geven (en geen ander). Schoolse interactie bevat dus veel niet-authentieke vragen, de leerkracht kent het antwoord op de vragen eigenlijk al.

Foto 2
Kinderen in de vertelhoek leren de meeste nieuwe woorden. (Ontwerp: Sophie Willems)

 

Creëer afluisterplekjes

Ons onderzoek toont verder aan dat kinderen die niet aan authentieke gesprekken deelnemen maar wel de mogelijkheid hebben om die gesprekken tussen de leerkracht en andere kinderen ‘af te luisteren’, zoals vaak in hoekenwerk in de kleuterklas het geval is, eveneens taal leren. Een leerkracht voerde een authentiek gesprek met kinderen die dichtbij de leerkracht in de vertelhoek zitten. Kinderen die in de kleurhoek zaten werden niet aangesproken, maar konden het gesprek wel afluisteren (zonder dat ze daartoe de instructie kregen).

Bijzonder aan dit gesprek is dat de leerkracht onbestaande maar mogelijke Nederlandse woorden gebruikte, zoals sijkon. Zo weten we zeker dat de kleuters de woorden nog nooit geleerd hebben waardoor we goed kunnen nagaan in welke hoek de nieuwe woorden het best opgepikt worden. Wat blijkt? Kinderen in de vertelhoek leren gemiddeld 4 van de 8 nieuwe woorden. Kinderen in de kleurhoek leren gemiddeld 3 van de 8 nieuwe woorden. De vertelhoek komt dus het best uit de bus, maar de kinderen in de kleurhoek pikken ongemerkt ook nieuwe woorden op.

Wat leren we uit ons onderzoek voor de klaspraktijk? Ten eerste: haal authentieke gesprekken de klas in en geef kinderen veel vertelruimte. Kinderen die aan authentieke gesprekken mogen deelnemen voelen zich gehoord en gezien, en boeken de meeste vooruitgang op het vlak van taalvaardigheid.

Ten tweede: geef de vertelhoek een centrale plaats in de kleuterklas zodat ook kinderen die verderop aan het spelen zijn steeds de mogelijkheid hebben om een authentiek gesprek tussen de leerkracht en andere kleuters af te luisteren. Ook daaruit leren kleuters immers nieuwe woorden. Inzetten op authentieke gesprekken blijft echter wel het belangrijkst: het zijn die gesprekken waarin kinderen het meest taal leren. Maak dus van elke klas een experimenteerkwartier, een veilige haven waarin (anderstalige) kinderen volop mogen experimenteren participeren om samen Nederlands te leren.


 

 

Carolien Frijns
©Kevin Faingnaert
 

 

Carolien Frijnsdoctor in de Taalkunde (KU Leuven) en lerarenopleider aan de Arteveldehogeschool Gent.